Dagboek van Roos #2
Hoe vertel ik het mijn ouders?
Ik staar naar de test in mijn hand en vraag me af wat ik moet doen, hoe ik dit ooit moet vertellen. Mijn vriendinnen zijn ondertussen nog een test gaan halen om de duur van mijn zwangerschap te bepalen. Terwijl zij weg zijn, pak ik mijn telefoon en bel de huisarts. Op dat moment weet ik niet waar ik de moed vandaan haal, maar het lijkt me het beste om te doen. Mijn handen trillen terwijl ik op de noodtoets druk, die eigenlijk bedoeld is voor noodgevallen. Achteraf kan ik erom lachen, en gelukkig begrijpt de doktersassistent het. Ze is erg vriendelijk en stelt me gerust, voordat ze me doorverbindt met de huisarts. Ook hij is begripvol en stelt me enkele vragen. Hij vraagt of ik al weet of ik deze zwangerschap wil behouden. Mijn besluit staat meteen vast. Dit is mijn kindje, en daar blijf ik bij. Ik wilde eigenlijk nog een echo laten maken voor zekerheid, maar de dokter verzekert me dat de tests al duidelijk genoeg zijn.
Met een mix van emoties verlaat ik het schoolgebouw en steek een sigaret op. Ik weet dat roken niet goed is voor de baby, maar mijn lichaam staat op scherp. Ik neem weer mijn telefoon en besluit het te doen: hem bellen, mijn ex-vriend. Hij neemt snel op, en ik vertel hem over de baby in mijn buik. Er valt een lange stilte aan zijn kant, en hij lijkt verrast en vooral bang. Maar al snel zegt hij: “Het komt goed. Zullen we vanmiddag afspreken?” Ik wil liever even alleen zijn om dit alles te verwerken.
Ondertussen zijn mijn vriendinnen teruggekomen met nog een test. Ik voer de test opnieuw uit, en het is inderdaad bevestigd: ik ben zwanger, ongeveer drie weken. Ik besluit naar huis te gaan, want ik kan me niet concentreren op school. Ik haast me met mijn tas en de test naar de bijna vertrekkende bus. Eindelijk in de bus kan ik mijn gedachten laten bezinken, en de tranen komen. Het is een vreemde mix van verdriet en geluk. Op het station besef ik plotseling waarom ik de laatste tijd vaak moet plassen en zoveel eet. Alles valt op zijn plaats: mijn misselijkheid bij bepaalde geuren en mijn plotselinge voorkeur voor appelflappen in de ochtend.
“Ik zat op een bankje op het station met in de ene hand een patatje en de andere de test.”
Nadat ik mijn patatje speciaal heb opgegeten, bezoek ik de wc voordat ik de trein neem. Ik werp nog een blik op mijn buik in de spiegel, maar zie nog geen bijzondere veranderingen, terwijl er toch een pril begin van een baby groeit.
Eenmaal thuis voel ik me eigenlijk best goed. In de trein ben ik een beetje gerustgesteld, wetend dat als de mensen om me heen boos zijn of deze zwangerschap niet accepteren, ik in ieder geval niet alleen ben, want ik ben met mijn kleintje.
Tijdens het avondeten zit ik met een dubbel gevoel aan tafel. Alles lijkt nog normaal, en mijn ouders weten nog van niets. Ik probeer een geschikt moment te vinden om het ze te vertellen, maar het lukt me maar niet. Na het eten komt mijn beste vriendin langs, want ik wil mijn hart bij haar luchten. We gaan in de blokhut in de tuin zitten, en daar vertel ik haar dat ik zwanger ben. Ze schrikt enorm en begint te huilen. “Roos, hoe moet dat nu?”, zegt ze met een angstige stem. “Hoe ga je het je ouders vertellen?” Ik heb zelf ook geen idee hoe ik dit ooit moet vertellen. “Je moet het zo snel mogelijk aan ze vertellen”, zegt ze. Maar ik voel me zo gespannen. We gaan weer naar binnen. Voordat ze vertrekt geeft ze me nog een knipoog, alsof ze me wil zeggen: “Het komt goed, Roos. Je moet het ze vertellen.”