Kennisbank Werkzame Elementen
Werkzame elementen leveren betere resultaten op, ongeacht de problemen of soort behandeling bij jonge ouders. Eén van deze elementen is ‘veilige hechting’.
Kinderen van tienermoeders lopen een groter risico op onveilige hechting. Onveilige hechting geeft een grotere kans op persoonlijkheidsstoornissen en gedragsproblemen. Daarom is het belangrijk om bij jonge ouders te focussen op een veilige hechting met het kind.
Hechting
De emotionele band die een kind aangaat met zijn of haar ouder(s) noemen we hechting. Het gaat dan om sensitiviteit van de ouder naar het kind. Zien ouders de signalen van zijn of haar kind en gaan zij daar adequaat mee om? Bij veilige hechting heb je als kind geleerd dat je dingen kunt ontdekken, maar altijd steun en troost kunt vinden bij je ouders. Bij een onveilige hechting kan het kind later moeite hebben met het opbouwen van gezonde, veilige relaties. Bovendien hebben kinderen die onveilig gehecht zijn meer kans op persoonlijkheidsstoornissen en gedragsproblemen. Kinderen van tienermoeders hebben een verhoogd risico op onveilige hechting.
Heel jonge ouders en hechting
Tieners zijn van nature meer op zichzelf gericht, op hun eigen ontwikkeling en het loskomen van hun eigen ouders. Daarom bestaat het risico dat heel jonge ouders emotioneel minder beschikbaar zijn voor hun kind en dat het kind zich vervolgens onveilig aan hen hecht. Bovendien zijn de hersenen van tieners minder goed in staat om de signalen van andere mensen op te vangen. Dit geldt ook voor de signalen van hun eigen kind. Uit onderzoek blijkt dat tienermoeders zelf vaak uit een gezin met problemen komen en onveilig gehecht zijn aan een ouder of opvoeder. Onveilige hechting wordt dan van generatie op generatie doorgegeven, het is lastig om dat patroon te doorbreken. Vroeg en preventief ingrijpen is daarom belangrijk.
Wat werkt?
Tussen de leeftijd van 6 maanden en tweeënhalf jaar zijn kinderen in staat om een veilige hechtingsband op te bouwen. Daarna wordt dat veel lastiger, maar het is nog wel mogelijk. Bij de behandeling van hechtingsproblemen blijken vooral interventies effectief die:
- gericht zijn op sensitief opvoedingsgedrag,
- gebruik maken van video-feedback,
- Kort duren, maximaal vijf sessies.
Voorwaarde is dat het kind een emotioneel beschikbare persoon heeft om zich aan te hechten en verzekerd is van een veilige en stabiele woonomgeving, waarin het positieve interacties met de hechtingsfiguur kan aangaan.
Wat niet werkt, zijn interventies die gehechtheid willen bewerkstelligen door dwang, het ‘doorwerken’ van trauma en door regressie te bevorderen, zoals therapeutisch vasthouden, holding en rebirthing-therapie. Er is geen empirisch bewijs voor de effectiviteit van deze interventies. Bovendien zijn ze in tegenspraak met de gehechtheidstheorie die het belang van sensitief gedrag van de ouders benadrukt. Deze interventies kunnen schadelijk voor kinderen zijn.
Lees meer over wat werkt bij hechting (Pdf, Nji)
Preventieve interventies
Er bestaan verschillende preventieve interventies die de gehechtheidsrelatie tussen opvoeders en kinderen verbeteren. Deze interventies richten zich op de interactie tussen kind en opvoeder en werken aan vaardigheden als sensitief opvoedgedrag. Het is belangrijk om een preventief aanbod te hebben in de gemeente. Voorbeelden van erkende interventies:
Gordon training: effectief communiceren met kinderen
Kortdurende video hometraining (K-VHT) (voor gezinnen met jonge kinderen)
Shantala babymassage (individueel)
VIPP-SD (video-feeback interventie)
Basic Trust (video-interactie begeleiding)
Voorzorg (risicovermindering kindermishandeling)